Home
Johanna Hendrika’s website
Verder
Op dinsdagmorgen vertrekken we om 06.15 uur uit Kihnu. Het is een grijze dag met een westenwind van omstreeks kracht drie. Rondom het eiland zijn ondiepten en aan de kant van de vaste wal zijn uitgestrekte visgebieden, die vol met netten staan. De geul die ons daar tussendoor brengt is recht in de wind, pas om 09.45 uur kunnen we zeilen. De koers is noordwest, we moeten tussen het eiland Muhu en de vaste wal door. Onder bezaan, middenstagzeil, fok en kluiver lopen we ongeveer zeven knoop.
Rond half een zie ik een flinke tweemaster ons tegemoetkomen. Het blijkt een landgenoot te zijn, de schoener Stortemelk, een charterschip dat doorgaans vanuit Kiel vaart, maar dat nu vanuit Rostock een drieweekse reis naar het Oostelijk deel van de Oostzee maakt. Dick heeft vroeger als bemanning op de Stortemelk gevaren, dus er volgt een levendig marifooncontact. De Stortemelk komt uit Rohukula op het Estse vasteland, een veer- annex houthaven en een nogal bar oord, aldus de schipper. Wij vervolg onze route langs de kust. Voor de kust liggen een groot aantal eilanden, waarvan Saarema, Hiumaa, Muhu en Vormsi de grootste zijn; onze route loopt door relatief ondiep gebied met hier en daar
enorme stenen onder water, maar er zijn goed betonde geulen. Ten noorden van het eiland Muhu moet de motor erbij, want een deel van de geul is in de wind. Tegen vier uur zijn we ter hoogte van Rohukula. De ene plensbui volgt op de andere. Haapsalu is een aardig stadje, tien mijl verderop, maar de jachthaven is vanwege ondiepte onbereikbaar voor ons en er is maar één plek waar we kunnen liggen, op de kop van de douanepier. We besluiten het risico dat die bezet is maar niet te nemen en stevenen op Rohukulu af, ondanks de waarschuwing van de schipper van de Stortemelk. Hij had gelijk. We kunnen er slechts aanleggen aan de westelijke golfbreker, een hoge betonwand. We liggen er beschut, maar wel wel met veel lawaai; de golfslag loopt gedeeltelijk onder het beton door en de betonnen vloerplaten zijn door de waterkracht gedeeltelijk van hun plaats gedrukt. Rohukulu zelf is onbereikbaar, de verbindingsdam tussen de golfbreker en de wal bestaat uit los gestorte stenen en ligt gedeeltelijk onder water. De volgende dag keert het mooie weer weer terug. We vertrekken om 11.30 met een
wolkenloze hemel en een westenwind van omstreeks kracht twee. Na een uurtje draait de wind in enkele minuten pal noord en neemt deze tot drie toe. Daar hebben we vooralsnog weinig aan; tot het houthaventje Dirhami loopt de Estse kust noord-zuid en we varen tot drie uur 's middags op de motor, totdat we stuurboord uit de Finse Golf in kunnen slaan. Met bezaan, middenstagzeil, fok en kluiver lopen we dan meteen weer zeven knoop. We kunnen tot het eiland Naissaar, recht
tegenover Tallinn, doorzeilen. Daar zijn we rond twaalf uur 's nachts en hoewel de wind in de loop van de avond afneemt lopen we nog steeds zo'n 5,5 knoop. De nachten zijn hier erg licht; we zitten bijna op 59 graden 30 minuten Noorderbreedte en de zon zakt hier 's zomers maar weinig onder de horizon. De noordelijke hemel blijft licht en vormt een feest van heldere tinten in bijzondere schakeringen.
Kihnu - Rohukula - Tallinn - 1
Oostzeereis 2008
Terug