Johanna Hendrika’s website
Liepaja was in de negentiende eeuw een
mondaine Russische badplaats, favoriet
bij de laatste tsaren. Er is dan ook een
monumentaal station en al voor de
twintigste eeuw was aangebroken, reed
er een elektrische tram door het stadje.
Thans is het een wat slaperige
havenplaats in Letland. Grote delen van
de stad ogen nog steeds als een
Russische provinciestad, maar de veelal
houten huizen zijn in een deplorabele
staat. In het stadscentrum is het
opkomende kapitalisme zichtbaar: het
jachthaventje is onderdeel van een zeer
luxueus hotelcomplex. Als we aanleggen
komt er al snel een beveiligingsbeambte
kijken. Op de stopcontacten staat geen
stroom, een sleutel van de
elektriciteitskast heeft hij niet, maar hij
nodigt ons uit om de stalen deur ervan te
forceren. Als hij onze Nederlandse vlag
ziet informeert hij gretig om we misschien
wat te roken bij ons hebben, waarbij
duidelijk niet op tabak gedoeld wordt.
Helaas, we moeten hem teleurstellen. Als
Dick die avond naar de disco gaat, krijgt
hij diezelfde vraag nog vele malen
gesteld.
Liepaja wil met zijn tijd meegaan, maar
met de Letse economie wil het nog niet
zo vlotten en de middelen zijn schaars.
Tegenover de jachthaven is een
splinternieuw, flitsend winkelcentrum en
ook in het kleine stadscentrum is het een
en ander vernieuwd. Er zijn wat modieuze
winkels bijgekomen en het grote aantal
casino's is opvallend. Maar in de
zijstraten stuiten we meteen op vervallen
houten huizen en buiten het centrum ziet
de stad er al even vervallen uit. Wel zijn
de sporen van het rijke verleden nog
talrijk, ontdekken Joke en ik tijdens een
rondwandeling. Een brede straat met een
vierdubbele bomenhaag, de Kurmaias
Prospekt, voert naar de kust. Aan beide
zijden zijn villa's, vaak in heel slechte
staat, maar soms ook prachtig
gerestaureerd. Langs de villa's zijn
trottoirs, tussen de bomenhagen zijn aan
beide zijden brede wandelwegen naar het
strand en in het midden is een rijbaan, waar
in de negentiende eeuw de koetsen af en
aan gereden zullen hebben. Direct achter
het strand is een groot park aangelegd met
uitbundig gedetailleerde houten villa's
rondom een grote vijver met op een eilandje
een klein wit paviljoen. Van deze villa's zijn
er al wat meer gerestaureerd en de
gemeente is juist bezig er een nieuw riool
aan te leggen. Ook buiten het park is de
stad opvallend groen: er zijn veel
plantsoenen en veel straten zijn breed met
bomen aan weerszijden. De lage, meest
houten rijtjeshuizen hebben een bijzondere
charme, maar zijn in verregaande staat van
verkrotting en vaak ook niet meer bewoond.
Plakkaten met telefoonnummers van
makelaars doen geloven dat er nog iemand
toekomst ziet in deze panden, maar
vooralsnog blijkt daar weinig van. Zorgvuldig
gerestaureerd zou deze stad een monument
van formaat kunnen zijn, maar veel tijd
daarvoor is er niet meer.
Terwijl Joke en ik de stad bekijken, is
Dick aan het strand op zoek naar
barnsteen. Barnsteen, ook wel amber
genoemd, is het versteende hars van
naaldbomen, die rondom de Oostzee
overvloedig groeien. In het hele
Oostzeegebied wordt vanouds barnsteen
gewonnen. In kleur varieert het van
roodbruin tot wit en soms komen er
dierlijke fossielen in voor – het wordt
o.a. gebruikt voor sieraden en
kunstvoorwerpen. Kleine stukjes van dit
materiaal zijn vaak op het strand te
vinden, maar Dick heeft geluk en vindt
een paar grotere stukken.
's Avonds wordt er aan het schip geklopt.
Vijf Finse jongens, die een eindje
verderop met een polyester zeiljacht
liggen, zouden graag eens een kijkje aan
boord willen nemen. Ze hebben alvast
een fles rum meegenomen. Ze krijgen
een rondleiding en brengen waardevolle
informatie mee. Wij zouden graag een
bezoek brengen aan het Estse eiland
Ruhnu in de Golf van Riga, een
geïsoleerd eiland met ongeveer
driehonderd inwoners. Onze gids voor
het gebied is onduidelijk over de diepte
in de haven, maar de Finnen zijn er vorig
jaar geweest en hebben gezien dat de
haven geheel vernieuwd is en voldoende
diepte heeft.
Om twee uur 's nachts stapt er iemand
op het dek. Joke hoort het onmiddellijk,
wekt me en ik schiet naar boven. Er
staat iemand op het punt het dekhuis in
te stappen, waar de boordcomputer, de
radar, de GPS/kaartplotter en de
camera's staan. Als hij me ziet mompelt
hij wat onverstaanbaars, sprint het dek
af en springt van het schip de de wal,
waar een tweede man op hem staat te
wachten. Als we aan boord zijn laten we
doorgaans het dekhuis open, maar nu
sluiten we het toch maar af. We melden
het de volgende morgen bij de
havenmeester; hij zal de zaak verder
afhandelen – iedere beweging op het
haventerrein wordt gefilmd en onze
insluipers zouden op de band moeten
staan.
Liepaja - Ventspils - Ruhnu - 1
Oostzeereis 2008